Het stuk opus 26 is opzet als "Vierluik voor piano driehandig".
Op aandringen van pianodocente Annemieke heb ik geprobeerd wat materiaal te schrijven voor beginnende pianisten. De suggestie was quatre-mains muziek te schrijven waarbij een beginneling al een dankbaar muzikaal geheel weet te realiseren dankzij de veel rijkere begeleidingspartij van de docent.

Het resultaaat is niet een "Drieluik voor piano vierhandig", maar een "Vierluik voor piano driehandig", waarbij de leerling de melodie voor zijn/haar rekening neemt met slechts een enkele hand. De andere twee handen worden geacht van de docent te komen die het geheel kompleteert.
Het vierluik is echter ook beschikbaar in een vorm voor piano twee-handig.

De vier "luiken" van het vierluik zijn de volgende:

  A.  Chorale     Koraal       Poco Adagio
  B.  Berceuse    Wiegelied    Allegretto
  C.  Songerie    Mijmering    Andante
  D.  Danse       Dans         Poco presto ma non troppo

Het koraal opent sober met een gedragen melodie, waarna het wiegelied een lieflijke oefening in 3-tegen-2 ritmen biedt. De "Songerie" is een dromerige mijmering waarna de dans het geheel verfrissend besluit (waarbij het subtiele onderscheid tussen staccato en legato benut wordt).

Hoewel ieder deeltje op zich apart in te studeren is, dient het vierluik bij voorkeur in zijn geheel uitgevoerd te worden.