Het stuk getiteld "Intermezzo" valt onmiddelijk op door zijn relatieve lengte:
Na een zestal sfeerstukken voor piano solo van
steeds 32 maten is dit "tussenspel" ruim twee maal zo lang.
Het stuk opent met een verstilde mijmering in het piano die na vier
regels opbloeit in een hoger register en met een wat vrijere begeleiding
naar een hoogtepunt toewerkt. Na deze climax sluit het openingsthema af.
Het tussenspel van dit "Intermezzo" is een eenvoudige melodie in majeur
die vredig voortkabbelt middels een rustige begeleiding van gebroken
akkoorden in de linkerhand.
Na een mysterieuze overgang terug naar de mineurtoonsoort bereikt de
verstilling haar hoogtepunt in het spannende koraal. Het geheel wordt
daarna wat luchtiger in een fantasie van ladderfiguren, uitmondend in
de apotheose van dit stuk: een grootse afsluiting door een reprise van
het openingsthema in de zo karakteristieke maestoso stijl.
|