Muziek van Paul Merkus |
|
|||
|
De wedstrijdIn april 2002 heeft het Noordbrabants Genootschap heeft een compositie wedstrijd
uitgeschreven waarin Brabantse amateurcomponisten werden uitgenodigd om gedichtjes
over dieren op muziek te zetten voor een of meerdere zangstemmen, evt. met begeleiding. De inzendingAls Brabantse amateurcomponist voelde ik mij aangesproken en uitgedaagd om liederen te
schrijven op deze Brabantse teksten.
Deze liederencyclus moet gezien worden als één geheel en dient bij voorkeur als zodanig uitgevoerd te worden.
KoekoekHet lied over de koekoek begint met een eenvoudige mineur melodie in 6/8 maat, totdat de tak breekt en de koekoek op dramatische wijze naar beneden valt. Na de fermate (“het vallen”) vervolgt het lied een volle toon omhooggetransponeerd en komt de melodie terug in majeur. In de piano horen we de koekoek roepen en volgt de positieve ontknoping op speelse wijze. Hannebroek"Hannebroek" is de Brabantse naam voor de Vlaamse Gaai (Garrulus glandarius). De Vlaamse Gaai is een schuwe bewoner van bossen, die men vaker hoort dan ziet. Indringers in het bos worden verwelkomd met een schril, kijvend 'skraak-skraak'. Ook in het lied over deze Vlaamse Gaai maakt deze "een hoop lawaai", hetgeen in de volle pianobegeleiding te horen is. De bakker op de hoek roept er plots doorheen met een verrassend akkoord, waarna de beschouwing over de gaai een milder karakter krijgt. Het blijkt namelijk een "hannebroek" te zijn, die we in het naspel van de piano horen wegvliegen. Ploegdriever"Ploegdriever" is de Brabantse naam voor de witte kwikstaart: Het vogeltje loopt achter de ploeger aan en zoekt in de ploegvoor naar insecten. "In een afwisselend agrarisch cultuurlandschap voelt het ploegdrieverke zich het meest op zijn gemak". Het lied over deze ploegdriever poogt in de muziek uit te beelden hoe lichtvoetig deze vogel wipt en hipt. In feite is het een duet tussen zang en piano (vanwege de paralelle tertsen), waarbij de piano zorgvuldig articulerend doorborduurt op het openingsthema en soms de echo van de zangmelodie vormt. Vooral de ijver wordt beknopt uitgemeten, dát is waar de kwikstaart om geroemd wordt. ZwòllefHet vierde en laatste deel van deze cyclus bezingt de zwaluw en begint zeer beschouwelijk en ingetogen. In het tussenspel van de piano wordt gepoogd het kunstig vliegen van de zwaluw uit te beelden, waarna er verder gemijmerd wordt over het zwevend vliegen en de sjieke verentooi. Dit gebeurt in een triolenbeweging, door de zanger aangegeven en door de piano voortvarend overgenomen in een zwevende begeleiding. Daarna gaat de piano “op briljante wijze“ met de triolenbeweging verder in een hoge vlucht die toch ook weer landt. Tot slot wordt er breed uitgepakt bij het opsomming van de vaardigheden en verdiensten van de zwaluw, hoewel dat plots omklapt wanneer er beperkingen aan de orde gesteld worden! De uitslagIk ben helaas niet in de prijzen gevallen, ik zat niet bij de eerste drie. Het was echter wijlen Maurice Pirenne, voorzitter van de vakjury, die mij na de prijsuitreiking persoonlijk verzekerd heeft dat ik eigenlijk op de vierde plaats geëindigd was, hoewel dat nooit formeel gecommuniceerd is. |