Dit opus 46 is een stuk voor piano solo, getiteld "Reflection", wat zowel Engels als Frans kan
zijn voor zoiets als "bespiegeling" of "overpeizing". Het stuk is opgebouwd in de vertrouwde
structuur van pagina's van 4 regels van 4 maten ieder. In dit werk betreft het 6 pagina's
met ieder hun eigen muzikale materiaal:
- Het stuk opent met een rustige, beschouwende sfeer en kent een soort 'prelude' in
de eerste pagina van 16 maten.
- In de tweede bladzijde van 16 maten vinden de eerste bespiegelingen plaats.
- Op de eerste helft van de derde bladzijde een eerste rustpunt gevonden wordt,
waarna al na 8 maten de beweging weer op gang komt, en wel een beweging die naar
een eerste hoogtepunt toe leidt.
- Op de vierde bladzijde komt de beschouwing helemaal tot rust, middels een zeer
vertrouwd idioom (vergelijk bijvoorbeeld de Nocturne opus 23
of het rustpunt in de tweede Impromptu opus 40 nr.2).
De rustige toonladderachtige melodie vertoont in de tweede 8 maten van deze bladzijde
meer beweging waardoor de beschouwing rustig naar beneden kabbelt.
- De vijfde bladzijde begint verrassend hoog en speels met een als leggiero aangeduide
passage van oplossende dissonanten in de rechterhand, begeleid door paralelle kwinten
in de linkerhand. Het tweede deel van deze pagina betreft het eigenlijke hoogtepunt
van dit opus en moduleert verrassend naar majeur middels een geanimeerd thema wat
door middel van sequenzen naar beneden daalt.
- De zesde en laatste pagina is aanvankelijk mysterieus als voorbereiding op het
onvermijdelijke 'maestoso' als finale waarin het thema uit het geanimeerde hoogtepunt
van de vorige bladzijde in de vergroting wordt herhaald, maar dan met harmonieen die
refereren aan het einde van de eerste bladzijde.
Het is opmerkelijk dat er 'piu mosso' (sneller) staat bij de inzet van de 'maestoso'
finale, terwijl het daar juist langzamer aan het gaan is. Dat komt omdat het thema daar
(zoals genoemd) in de vergoting wordt herhaald, d.w.z. het gaat dubbel zo langzaam.
Wat eerst in achtste noten werd gespeeld klinkt nu in kwartnoten. De aanduiding
'piu mosso' is er hier bijgezet om de uitvoerder te instrueren iets minder
dan dubbel zo langzaam te gaan (dus b.v. maar een factor 1,8 langzamer).
Bij nadere bestudering komt er misschien een vraag naar boven omtrent het veelvuldig
gebruik van paralelle kwinten op pagina vijf. Uiteraard ben ik bekend met het
muziektheoretisch gegeven dat bij meerstemmigheid de paralelle kwinten (net als paralelle
octaven) vermeden dienen te worden. Maar waarom is dat eigenlijk zo?
Welnu, dat heeft te maken met de harmonische boventonen die steeds met de grondtoon
van iedere noot meeklinken. De eerste boventoon is het octaaf en de tweede boventoon
is de duodecime (= octaaf + kwint). Als er eenstemmig gespeeld wordt klinken het octaaf
en de kwint dus altijd (zachtjes) mee. De mate waarin bepaald het timbre van de toon,
die van instrument tot instrument verschilt. Wanneer een vierstemmig koorstuk een paralelle
kwint bevat treed er een "verschraling" op in het harmonisch klankbeeld.
De akkoordovergang met de kwintparalel is dan namelijk niet vierstemmig maar strikt
genomen slechts driestemmig, immers de stem en zijn kwintparallel horen onlosmakelijk
bij elkaar, vanwege de boventoonrelatie. De toch al aanwezige bovenkwint wordt dan
nog eens expliciet versterkt, maar voegt harmonisch niets toe.
Dit is te vergelijken met de registers van een orgel. Sommige registers laten de werkelijk
gespeelde toonhoogte horen (de 8-voet), maar veel registers octaveren een of meerdere malen
(de 4' en 2'). Als een organist deze gebruikt speelt hij eigenlijk in paralelle octaven.
Er zijn echter ook registers die een (octaaf +) kwint hoger klinken (de 3').
Als een organist deze gebruikt speelt hij dus constant in paralelle kwinten!
Dit is dan echter geen "verschraling" maar juist een verrijking van de klank.
In deze context moet het gebruik van paralelle kwinten op pagina vijf van deze
compositie gezien worden. Hoewel het op het eerste gezicht een vierstemmig stuk
lijkt met veel te veel paralelle kwinten, is het in feite een driestemmig stuk
met een baspartij die met een kwint register is uitgevoerd. Dit in tegenstelling
tot de passage op de eerste regel van pagina 3 waar de kwinten steeds afgewisseld
worden met tertsen.
|