Spheren
Muziek van
Paul Merkus
Op. 57 Impromptu #4

In 2003 en 2004 hebben de Impromptu's #1, #2 en #3 het licht gezien, wat langere stukken voor piano solo die me veel voldoening hebben gegeven.
Ze zijn ontstaan uit improvisaties en maken veelvuldig gebruik van de voor Spheren zo karakteristieke gebroken akkoorden.
In het kielzog van de recente opera 55 en 56 heb ik ruim 7 jaar na de eerdere impromptu's opnieuw een impromptu geschreven, dus een wat langer stuk voor piano solo dat dichtbij een "uitgeschreven improvisatie" aanzit en waarin ik me maar weer eens "helemaal heb laten gaan". Ik heb gepoogd een grote pianistische variatie aan de dag te leggen, zo groot als ik zelf passend vind binnen de stijl van een dergelijk stuk.

Net als de Impromptu #1 begint het stuk met een korte proloog met enige 'opbouw' en sluit het uiteindelijk ook weer af in dezelfde stijl met een epiloog met enige 'afbouw', beide gebaseerd op een orgelpunt. Tussen proloog en epiloog heb ik getracht een rijke verscheidenheid aan pianistische stijlen te hanteren. Men kan dit voor mijn doen grote opus zien als een soort "thema met variaties". Het kent vele facetten en een relatief rijke verscheidenheid aan stijlen. Men kan het ook zien als de verschillende facetten van een mensenleven.

Het proloog doet middels een spanningsopbouw een vooraankondiging op de expositie van het thema waarin het geheel op gang komt. Na de proloog de expositie van het hoofdthema, aanvankelijk een langzame, mild stuwende toonladder omhoog, beantwoord door een langere, dalende lijn. De tweede pagina begint met een doorwerking ("sviluppo") van het thema in een vergelijkbare stijl als een lange, dalende toonladder.

Na de doorwerking volgt een lieflijke variatie gekenmerkt door een milde lichtheid: een 'dolce' omspeling in een andere maatsoort en in een hogere, dunnere ligging, een mengeling van gebroken akkoorden en ladderfiguren.

De impromptu gaat daarna verder in zonder gebroken akkoorden in een lagere ligging waarin de warme, donkere klank van de vleugel aan bod komt ("sonore"). Dit "sonore" deel is serieus, warm en donker, maar niet somber bedoeld. Vanuit de zachte, donkere diskant stijgt de klank langzaam op om vervolgens uit te monden in een het "maestoso" waarin groots uitgepakt wordt met wederom gebroken akkoorden in de linkerhand. Afgezien van een plotse verstilling met een lyrisch motief in mineur groeit het pianospel door naar Brahms-achtige 'breedte'. In de analogie met het mensenleven staat deze grootse maestoso passage voor de fase waarin het leven volop geleefd wordt, zozeer zelfs dat er ruimte ontstaat voor speelse omspelingen ("leggiero") en zelfs virtuositeit middels een "cadenza" met voor mijn doen ongebruikelijk virtuoze ladderfiguren.

Middels een lange, verbredende chromatische cadens ("allargando") wordt toegewerkt naar de finale ("reprise") met een volledig doorgewerkte versie van het thema in het hogere octaaf.
Na dit zeer levendige en uitbundige hoogtepunt volgt de epiloog die teruggrijpt op de prelude waardoor de cirkel rond is en de muziek in een lage ligging uiteindelijk verstomt.
Bij het epiloog moet zelf ik denken aan de kerkelijke uitspraak van Aswoensdag: "Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren"; na alle belevenissen komt het geheel voldaan tot rust.

Als extra verbindend element sluiten alle afzonderlijke deelpassages af met een voorhouding op de terts van de slotakkoord (zoals organisten nogal eens gewoon zijn te doen).


Impromptu #4, Op. 57: