Spheren
Muziek van
Paul Merkus
Op. 68 Elégie & Vocalise

op.68 nr.1 Elégie

Zoals bij het Divertissement al gemeld, speelde ik met het idee om een (soort) "Elégie" voor cello en piano te schrijven, en wel opnieuw voor onze Bart die zo verdienstelijk zich het cellospel eigen aan het maken is. Uiteindelijk is het op de valreep van 2015 er toch van gekomen. Deze "Elégie" is deels geďnspireerd op de fameuze Elégie van Fauré, maar is uiteraard weer geheel in de eigen stijl. Ook is er wel een knipoog te vinden naar het korte pianostukje opus 17 wat ik ruim 20 jaar eerder geschreven heb en destijds ook "Elégie" heb genoemd.

Het stuk begint verrassend nu eens niet met een kort voorspel in de piano, maar laat de cello beginnen met een lange lage noot die wat spanning opbouwt. Zodra de piano gaat meedoen (aanvankelijk alleen een hoog register) bloeit de cello langzaam op. Na acht maten pakt die de melodie over om daarna afwissend een begeleidende en een melodische rol te hebben. Wanneer de piano voor meer verstrooiing zorgt met omspelingen van ladderfiguren verzorgt de cello de lange baslijnen. In een kort tussenspel wordt een tweede thema geďntroduceerd wat door de cello wordt overgenomen wat langzaam wint aan beweeglijkheid en de cello tot grote hoogte opstuwt. Het getuigt dan ook van weelderige rust wanneer het rustiger openingsthema opnieuw terugkeert met een pizzicato begeleiding in de cello, waarna tenslotte de cello het laatste woord heeft in de nazin van het openingsthema.

op.68 nr.2 Vocalise

Van het een kwam het ander en zo volgde er op de Elégie ook nog een "Vocalise", ook een grote naam vanwege de prachtige “Vocalise” van Rachmaninoff en dan vooral in de bewerking voor cello en piano.

In dit stuk heb ik geprobeerd te breken met de eeuwige gewoonte muzikale frasen van steeds vier maten te schrijven (en zinnen van 8 of 16 maten) door te werken met zinnen van steeds zes maten. Dit bleek nog knap lastig, omdat het viervoud zich voor mijn gevoel toch vaak opdrong en een natuurlijker (dan wel traditioneler) indeling lijkt.

Het stuk begint derhalve met een voorspel in de piano van zes maten waarna de cello inzet op de herhaling van een zeer vertrouwd akkoordenschema. Na twee regels zoekt de cello langzaam de hogere regionen op. Dit blijkt slechts relatief want drie regels verder bereikt de cello een nog hoger hoogtepunt, waarna een onvermijdelijke afdaling volgt. Daarna is het tijd voor een achtstenbeweging in de cello die over een groot bereik gaat, waarna tenslotte het openingsthema terugkeert, nog een keer hoger herhaald wordt en het code inzet met orgelpunt-achtige lange noten, begeleid door een uitgebreide slotcadens in de piano.

Ook hier een opmerking over een misschien wat ongebruikelijke notatie in de bladmuziek: Hoewel het bereik van de cellopartij ertoe noopt om de tenor-sleutel te gebruiken, heb ik dat in de pianopartij bewust niet gedaan. Pianisten lezen doorgaans geen tenor-sleutel en hoewel de cello partij zoals genoteerd in de piano-partij/partituur nu afwijkt van de losse cello-partij, kan de pianist nu zelf ook de cellopartij spelen en zich eigen maken om tot optimaal samenspel te komen. Zie ook een vergelijkbare opmerking bij opus 65.

op.68 nr.1 Elégie Partituur voor cello en piano:
Losse cello partij:

op.68 nr.2 Vocalise Partituur voor cello en piano:
Losse cello partij: